Lekker weg in andermans land <$BlogRSDUrl$>
Click for Rotterdam, Netherlands Forecast
create your own visited country map

vrijdag, juni 11, 2004

BERGEN AAN ZEE
Vrijdag 4 juni. Na de wandeling van donderdag besloten we wederom een rustdag in te lassen. We liepen door Punta Arenas, dat zeker de moeite waard is met al zijn gekleurde huizen en schitterende luchten. Zo kwamen we langs een prachtige katholieke kerk die er van binnen even mooi uit zag als van buiten. Daarna liepen we door naar de gemeentelijke begraafplaats, waar de graftombe van de familie Menendez (de schapenboeren uit het vorige stuk) te zien was. De tombe op zich was niet zo bijzonder, wat meer de aandacht trok waren de vreemde coniferen die op deze begraafplaats stonden: intens lichtgroen, hoog, rond en bol.
´s Avonds bezochten we onze tijdelijke stamkroeg Lomit´s, waar de jarentachtigdeunen uit de boxen schalden.
Zaterdagmorgen om tien uur vertrokken we met een ´tour´ (wij waren de enigen) naar Fuerte Bulnes. Dit fort ligt zestig kilometer ten zuiden van Punta Arenas en was de eerste Chileense nederzetting in Patagonie. Het werd gebouwd in 1843 in opdracht van de toenmalige president Manuel Bulnes. Chileense soldaten moesten dit zuidelijke gebied bezetten door daar te gaan wonen. Helaas, een paar jaar later werd dit fort weer verlaten vanwege de barre levensomstandigheden aldaar. De weersomstandigheden en de rotsbodem maakten leven onmogelijk.
Op weg naar het fort zagen we in de Straat van Magellan groepen dolfijnen en op het land verschillende Patagonische vogelsoorten. De bestuurder en zijn compaan (onze gids) waren gepassioneerde vogelspotters en af en toe werd er abrupt gestopt om de vogel met verrekijker nader te bestuderen. Het fort zelf vonden we eigenlijk niet zo bijzonder, het was eigenlijk een samenraapsel van naar oude stijl gebouwde houten huisjes. Wat het bijzonder maakte waren de kou en het eindeloze uitzicht op Vuurland. We liepen nog wat door de natuur om het fort en daar stuitten we op een kolonie van elf zeeleeuwen. Het was een prachtig gezicht en de geluiden die deze beesten produceerden waren ook erg indrukwekkend. Op de terugweg naar Punta Arenas bezochten we nog de havenplaats Puerto Hambre (Hongerhaven). Deze Spaanse nederzetting werd in 1584 opgericht door Pedro Sarmiento de Gamboa en was een van de minst gelukkige. Het was er bar en de bewoners vergingen van kou en honger. Puerto Hambre heeft dus niet lang bestaan.
Eenmaal terug in Punta Arenas genoten we nog van een paar uitzichten op Punta Arenas en zijn luchten. De volgende dag regende het onophoudelijk. Daardoor hebben we niet veel gedaan. ´s Avonds voetbalde Chili tegen Brazilie. We keken in ons hostel naar de wedstrijd met de eigenaren Alejandro en Carmen en hun vrienden. Een volle huiskamer en een uitgelaten sfeer. Het werd een gelijkspel dat door de Chilenen massaal als overwinning werd gevierd - waarschijnlijk ook door Alejandro. De volgend morgen moesten we om zeven uur bij het busstation zijn. Carmen had de avond tevoren beloofd dat Alejandro voor ontbijt zou zorgen, maar hij had zich geheel verslapen. Hij keek zo schuldbewust dat wij het ontbijt maar lieten voor wat het was. Er verbleef nog een ander (Chileens) koppel in het hostel die met dezelfde bus meegingen naar Ushuaia. Na enige vertraging reden we om acht uur weg uit Punta Arenas. Bij Punta Delgada, een voormalige Spaanse nederzetting, gingen we op de pont naar Vuurland. Een stevige zeebries deed ons op het buitendek pal staan. De volgende stop was het gehucht San Sebastian, helemaal in het niks. Hier gingen we Argentinie weer in. Veel wachten en stempels zetten volgden. Ook het aangeven van een kiwi dat volgens de douaniers volstrekt onnodig was en werd weggelachen. Maar regels zijn regels, dacht Erika tijdens het opeten van de door de vingers geziene kiwi. De reis werd voortgezet naar Rio Grande, waar we moesten overstappen op een minibusje naar Ushuaia. Het kreng zat krap, maar dat was eigenlijk niet het meest irritante. Wat ons het meeste ergerde was het Chileense stel en een bevriend koppel. We hadden nu al negen uur tegen hun verliefde gelebber aan moeten kijken en het leek steeds erger te worden. Een paar keer flink boos kijken hielp niet. We waren dan ook blij drie uur later in Ushuaia aan te komen, waar we werden afgezet bij hostel Patagonia Pais. Ramon, de eigenaar, onthaalde ons vriendelijk met een gezellig praatje en veel informatie. Met een gigantische, op het bord een bloedbad aanrichtende steak vierden we onze terugkomst in Argentinie.
Dinsdag 8 juni begon meteen met een intensieve spaanse les, want in het hostel spreekt men geen woord Engels. Wat een gekunsteld gesprek opleverde over Emanuela (de Italiaanse) die eerder ook in dit hostel was verbleven. Men was er zeker van dat zij iets in hun gastenboek had geschreven en ging daar driftig naar op zoek, met resultaat. De rest van de dag werd gespendeerd aan het lopen door Ushuaia, de zuidelijkste stad van de wereld en omgeven door besneeuwde bergtoppen en veel water. Waterkoud maar helaas op dit moment niet genoeg sneeuw om te skien. ´s Avonds kwam er een groep Britten aan in het hostel. Dit leverde een gezellige, volle huiskamer op. Woensdag 9 juni liepen we weer door de stad en aanschouwden het Islas Malvinas monument. ´s Middags gingen we naar het Maritiem museum dat in een oude gevangenis gevestigd is. De gevangenis was eerst op Staten Eiland en verhuisde in 1906 naar Ushuaia om het zuidelijke grondgebied te bezetten. In het museum waren maquetten te zien van onder andere Nederlandse schepen die gebruikt waren voor ontdekkingsreizen, zoals de Eendracht van Jacob le Maire. In het gevangenisgedeelte was een tentoonstelling over Antarctische expedities. Dit was nog het meest interessante gedeelte.
Ook gebeurde er iets leuks.
Tijdens ons bezoek aan het museum werden we door een kleuterklas begroet. Zij wilden weten waar wij dan wel niet vandaan kwamen en we kregen allebei een tekening van de kinderen met daarop een groot Welkom in Ushuaia. De avond werd weer doorgebracht in het hostel met de Britten en we spraken met Els, een reizigster uit Belgie die al twee jaar onderweg is.
Donderdag 10 juni werden we beiden wakker met een fikse keelpijn, maar we hadden al afgesproken met Els en een paar Fransen die ook in het hostel zaten om naar het Nationaal Park Tierra del Fuego te gaan voor een wandeltocht. Het was maar goed ook dat we wel gingen, want de koude frisse berglucht hielp ons er weer bovenop. We werden om elf uur door een zekere Pedro, buschauffeur, afgezet in het park. Een zes uur durende wandeling leidde ons langs heldere meren met daarin spiegelende besneeuwde bergtoppen. Om vier uur bereikten we een spoorlijn. Hierover rijdt een toeristentreintje - el tren del fin del mundo. Pedro had ons aangeraden gewoon langs het spoor te lopen, hetgeen ongeveer drie kwartier in beslag zou moeten nemen. Het bleek veel langer te zijn en het begon al te schemeren. De Fransen verzonnen een oplossing: het bevroren moerasachtige gebied oversteken zodat we een stuk af zouden snijden. Af en toe wat wegzakkend bereikten we de rivier Rio Pipo, die we moesten oversteken. Er was geen ontkomen aan, de schoenen moesten uit en zo waadden we onszelf door de ijskoude rivier. We bereikten de spoorlijn weer en kwamen om vijf uur bij het station aan waar Pedro op ons stond te wachten, in het donker.
Terug in het hostel werd het een feestavond. De Britten hadden heel wat bier ingeslagen en er werd druk over het EK gepraat.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?