Lekker weg in andermans land <$BlogRSDUrl$>
Click for Rotterdam, Netherlands Forecast
create your own visited country map

vrijdag, februari 27, 2004

IN PERTH
Dinsdag 24 februari reden we rond elven weg uit Geraldton. Na alle zeventiende-eeuwse gedoe met de VOC en onze auto hunkerden, smachtten en snakten we naar Perth. De zonnigste en tevens meest geisoleerde hoofdstad ter wereld, waar het leven goed is en het weer altijd warm. Waar het gras steeds groener wordt en de lucht steeds blauwer en de cyclonen niet huishouden. Maar een reis van 425 kilometer scheidde ons nog van dit urbaan walhalla. Aangezien het 40 graden was, besloten we rustig te rijden en vaak te stoppen. Kijkend naar stopplaatsen stuitten we op de namen Eneabba en het uitnodigend klinkende Gingin. In deze plekken zouden we stoppen. Wegrijdend uit Gingin, 86 kilometer voor Perth, kregen we een lekke band. En ja, als je toch al zover bent dat je tegen je auto gaat praten, wat de meeste toeristen hier doen, is het maar een kleine stap om te gaan denken dat een auto ook zelf denkt en doelstellingen en middelen heeft. Deze auto wilde ons gewoon niet naar Perth brengen en nu zijn motorische sabotagemiddelen op waren, haalde hij nog een ander zielig trucje uit de kast - zo zagen we het. En waarschijnlijk dacht u bij de vorige zinnen al "dit is onzin", welnu dat was het ook. Er gebeurde niks meer. Erg blij met onze aankomst aten we pizza en dronken we zowaar een beugeltje Grolsch. We namen onze intrek in Madcat, een hostel met allerlei mensen: meisjes uit Drachten die graag over stronkjes broccoli praten, een artiest uit Zwolle die foto's wil verkopen en een pauper uit Nieuwerkerk. De laatste twee kunnen niet goed met elkaar overweg en daar zouden wij snel achter komen.
Woensdag gingen we de auto schoonmaken en een advertentie verzinnen, die we donderdag ophingen in hostels. Daarna liet de Nieuwerkerker in het hostel zijn foto's van Nieuw-Zeeland zien. Te gek. Tot de Zwoller binnenkwam en we midden in een ruzie tussen de twee IJsselstedelingen zaten. Ja, er zijn echt Nederlanders die naar het andere eind van de wereld gaan en daar ruzie gaan maken met Nederlanders. Toen we niettemin met de Nieuwerkerker wat gingen eten in de stad, ging de telefoon. Een gegadigde!
Maar nog geen koper.

maandag, februari 23, 2004

DOL FIJN
Monkey Mia is werkelijk een aparte plek. Nog nooit hadden wij dolfijnen tot een meter van het strand zien naderen. Ook daaruit blijkt dat deze diertjes werkelijk slim zijn: ze worden, om des toeristen noods te lenigen, dagelijks gevoed aan het strand en ja, een lekker spekje voor het bekje laten ze natuurlijk niet gaan. En al sta je daar met gemiddeld 50 toeristen dit te bekijken, het is een mooi schouwspel. Had het de avond van aankomst al flink geonweerd, ook de tweede avond pakten zich flinke zwerken samen. Lekker de klapstoel erbij en kijken maar. Fantasties, zo na het koken van de eigen avondhap.
Na twee dagen hadden we het wel gezien. Op zaterdag 21 februari reden we van Monkey Mia via Denham weg van het schiereiland. Maar niet nadat we iets werkelijk bijzonders hadden gezien: stromatolieten. U vraagt: zijn dat halfgeleiders voor computers? Neen, dat zijn het niet maar u bent warm, ze zijn wel essentieel voor ons bestaan op aarde. Stromatolieten vormden zich een handvol miljarden jaren geleden op aarde en het aardige aan deze wezentjes is dat ze zuurstof maken. Stromatolieten zorgden ervoor dat het percentage zuurstof in de atmosfeer steeg tot 20%, waardoor de mens zich kon ontwikkelen. Geholpen door het uitsterven van de dinosaurussen konden wij ons tot absolute heersers van de aarde ontwikkelen en nu - hoera - kunnen we de aarde tienmaal vernietigen. In het stromatolietenbassin van de Hamelin Pool was het vooral deze gedachte die telde want stromatolieten zijn zo klein dat je ze niet kunt zien. Wel zie en hoor je steeds zuurstofblubjes uit het water zien komen. Aangezien het hier bloedheet was, verlieten we na een zo grondig mogelijke inspectie het oord en gingen naar het informatiecentrum, waar een vriendelijke dame ons een boekje over stromatolieten verkocht.
Kort na het wegrijden naar het Overlander Roadhouse kregen we weer panne. Wederom een distributieriem die het had begeven. En wederom een vriendelijke passant die het probleem verholp. Hij stopte aanvankelijke, zeggend dat hij zijn reparatiegereedschap niet bij zich had (wij ook niet). Vijf minuten later kwam hij terugrijden omdat hij zich had bedacht dat hij toch de boel bij zich had. Zo waren we binnen twintig minuten weer en route!
Nu namen voor de zoveelste keer de zorgen over onze schijtbak (bedoeld is hier de auto) toe. In welke auto houdt een distributieriem het maar 2000 kilometeruit? In het roadhouse meende de eigenaar dat we wel naar Geraldton konden rijden. Dat deden we dus maar, peentjes zwetend. Ford, bah.
Eenmaal in Geraldton kwamen we terecht in een prachtig hostel, een omgebouwd ziekenhuis uit 1887. Het heette ook nog Batavia Backpackers, naar het Nederlandse VOC-schip dat hier voor de kust, op de Abrolhos eilanden, verging in 1629. Mooi plaatsje, waar wij samen met een Zwitser en een Australische tourgroep, een mooie avond hadden. De Zwitser had voor aankoop van zijn auto niet eens onder de motorkap gekeken en geen problemen gehad. Gr.
Zondag 22 februari gingen we kijken bij de kathedraal van Geraldton. Deze is gebouwd door monseigneur John Hawes. Dit zou allemaal niet zo bijster boeiend zijn, ware het niet dat A. de kathedraal wasgenoemd naar Francis Xavier, een oude held wiens naam we ook in Goa (India) en Malakka (Maleisie) waren tegengekomen B. Dat Hawes de kathedraal had gemodelleerd naar de dom in Florence. Ad B., we hadden die in Florence gezien en vonden die geweldig. En zo ook deze, in Geraldton. Vreemd interieur, met veel oranje en grijs, gebrandschilderde ramen met zuider- en Keltische kruisen. Des te beter. Ook gingen we nog naar het monument voor de in 1941 vergane HM Sydney, van welk schip nooit meer een spoor is gevonden. Een bronzen beeldje van een vrouw uitkijkend over de zee was fraai, de rest, zoals het merendeel van Australische kunst, nogal lelijk en wanstaltig. Maar hetuitzicht over de zee en de bergen was mooi.
Toen gingen we maar weer eens bij de auto kijken. Die lekte nog steeds olie en ook kwam er zwarte smook uit de uitlaat. Maandag 23 februari gingen we maar weer naar een garage, nadat een Oostenrijker met het Engels van Arnold S. ernaar had gekeken. Gezamenlijk conclusie: auto lekt olie en gebruikt teveel benzine. Waardoor het precies komt is niet duidelijk. Ons beleid: geen geld meer aan uitgeven, gewoon proberen te slijten in Perth, als-ie ons daar nog heen vervoert.
Vervelende varkenstrog. We hopen dat de straatstenen met ons zijn.
Maar met deze conclusie mag de maandag niet worden afgedaan; ook gingen we nog naar het West-Australisch Museum, waar een film werd vertoond over het stranden van de Batavia. Na de schipbreuk voer de schipper, Pelsaert, naar Batavia om hulp te halen. Hij liet de overige overlevenden achter op de koraaleilanden. De onderkoopman Jeronimus Corneliusz zag nu zijn kans schoon om een schrikbewind te voeren. Hij zond een groep onderleiding van Wiebe Hayesz naar een ander eiland om water te zoeken en vermoordde en misbruikte de anderen. Pelsaert, aan wie de opdracht was gegeven de teloorgegane vacht van de Batavia terug te halen, kwam op een ander schip terug uit Batavia juist op het moment dat Cornelisz het eiland van de groep-Hayesz, die zich aardig wist te redden middels het eten van slangen, aanviel. De dekselse Corneliusz werd de handen afgehakt en vervolgens werd hij verhangen. Ja, toen was er nog geen compromis- en tolerantiecultuur!
Morgen gaan we naar Perth.

woensdag, februari 18, 2004

DOEHETZELVEN, BLIKSEM!
Na vrijdag 13 februari niksend op de reaparatie van onze auto te hebben gewacht, reden we zaterdag weg uit Broome. We gingen naar Port Hedland. Daar is niks te doen maar het is een mooie tussenstop op weg naar het hopelijk wat zonniger zuiden. We wilden graag het Karijini NP zien en dat kan vanaf Port Hedland. Op weg daarheen kwamen we door de Pilbara, een onwezenlijk natuurgebied. Langzaam verlieten we de aarde en reden de maan binnen. Het was er rood en kaal. We stopten in Roebourne, een spookdorp met enkele Victoriaanse gebouwen, veel vliegen en een enge hond. Ongelooflijk dat hier 500 zielen woonden. Op een camping in de Port troffen we gezelige Australiers en Duitsers. Ook kon je er tafeltennissen. O wat was dat lang geleden, met de betjes! Boven de haven van Hedland zagen we een geweldige zonsondergang, met allemaal industriele lichten onder het zonneroze. De volgende morgen zagen we dat we ook het Karijini park wel konden vergeten: alle wegen overstroomd en afgesloten. Daarom reden we maar naar Karratha, 240 kilometer van Port Hedland. Daar was alles dicht of onvindbaar, het leek wel Den Haag. We troffen twee Duitsers en een Canadees, allen met stoere auto's. De gezellige avond werd afgesloten met een fikse onweersbui. De regen ging de hele nacht door en de tent echode wel wat drupjes door naar het inwendige. De dag daarna dan maar weer in een hostel...
Zondag wilden we eigenlijk naar Coral Bay maar kregen we weer panne met de auto. Nu weer de stuurbekrachtigingsriem die begon te roken en rubberlucht afgeven. Het is werkelijk verbazingwekkend wat je met een zakmes allemaal van een auto af kunt slopen om daarna gewoon weer verder te rijden. Ook nu: geen stuurbekrachtiging maar dat is goed voor 's mens biceps. In Coral Bay zijn geen monteurs maar alleen maar toeristen. Bovendien kwamen we in noodweer terecht. Geen hand voor ogen te zien, behalve de bliksem. Erika, die reed, zag het niet meer (zitten). Wouter nam dus het stuur maar over en reed stapvoets met het oog op de middenstreep van de weg verder. Na drie kwartier werd de lucht lichter en was alles duidelijk: in Coral Bay kon je nu ook niet de felbegeerde koralen zien. Daarom gingen we naar Carnarvon, iets verder naar het zuiden. We kwamen in een gezellige backpackers met veel fruitplukkers als clientele en een soort opzichter die het zaakje runde. Hij had flink wat brandbrieven met regels op de muren geplakt en liep de hele tijd te ijsberen. Wat zitten ze nu weer tegen mij samen te spannen? Enfin, het was er brandschoon.
Dinsdag gingen we maar weer eens naar een garage. Het olielek in de motor van onze skilift is op zich simpel te verhelepen maar daarvoor moet wel het hele motorblok eruit en daar hadden we geen zin in. Dan maar een beetje doorklooien tot Perth, dat nu nog maar 900 kilometer verwijderd was. Dinsdagavond werd gezellig. Eerst, nadat Wouter zuurkool had gemaakt, collectief een film met daarin Tom Hanks bekeken en toen in gesprek geraakt met een stel Britten en een Australier. Het werd wel laat en dat was netelig want woensdag 18 februari wilden we al om half negen bij de School of the Air zijn. Hier wordt via de radio les gegeven aan kinderen die buiten de bewoonde wereld wonen. Mooi om te zien, de docent zit achter de microfoon een beetje te dj'en en tussen al het KGGGG KGGGG door hoor je kinderen allerlei antwoorden op zijn vragen geven. Ze kennen elkaar goed, want de docenten bezoeken af en toe hun pupillen. Geen saaie baan! Een hele aardige kerel ook, die docent.
Nu twijfelden we: bananenplantage bekijken of meteen op weg naar Monkey Mia? Het zou het laatste worden maar werd het eerste omdat er door het slechte weer enorme plassen op de weg lagen. Dus gingen we kijken bij de bananenplantage. Een man met een hart voor bananen legde uit hoe je ze kweekt, wat er allemaal mis kan gaan, dat een banaan geen vrucht maar een kruid is, en dat ook dit boerenvak door de elementen weinig inkomenszekerheid biedt. Hierna was de weg bereidbaar (we zagen andere personenauto's ook door de plassen heenrijden) en zo arriveerden we na enig olie en koelvloeistof bijvullen in Monkey Mia, een werelderfgoed. Een schitterende, eindeloze weg voerde naar het uiteinde van het schiereiland. We zetten de tent op en wachtten het volgende Dynamo Open Air af op onze klapstoelen. Op het moment van schrijven is er weer een groot onweer aan de gang.

vrijdag, februari 13, 2004

BROOME GEZELLIG PLEKSKE
Onze eerste overnachting in Broome vond plaats in Roebuck Bay Backpackers. Kamer was ok, receptioniste levensmoe en de gasten wat in zichzelf mompelend en traag. Een opvanghuis voor Korsakoff-patienten? Om niet uit de toon te vallen dronken we een fles wijn.
Maar dit was onze stiel niet. De volgende ochtend verhuisden we naar een camping. Over ruimte niet te klagen, we waren de enige tent op het veld. Ha, wat een vrijheid! Toen de tent eenmaal stond, reden we naar een tankstation om de auto te stofzuigen. De vorige nacht hadden mieren onze auto in bezit genomen. Stofzuigen alleen bleek niet genoeg dus rijden we nu rond in een bak mierenpoeder en lokdozen. De geur van chemicalien in de morgen is zeker beter dan jeuk in de middag.
Tijdens een bezoek aan de kroeg kwamen we te weten dat er voor de volgende dag een cycloon gepland stond. Daarom verhuisden we 11 februari van de camping naar Last Resort Backpackers. Toen we al onze spullen daar veilig hadden gesteld, brachten we de auto naar de garage. Er zaten oliespatten onder de motorkap en we wilden weten waar die vandaan kwamen. Aan het eind van de middag konden we De Bak weer ophalen. Het probleem kon pas vrijdag verholpen worden. Zo zaten we 2 dagen langer in Broome.
Donderdag bleek er geen cycloon te zijn geweest maar aan Cable Beach was het goed uitwaaien. De lucht vormde een zwart zwerk, en in de stortbuien was het nog steeds zweten.
De avond brachten we door in het hostel waar ook Matthijs, een wat kortaffe Nederlandse metalfan uit het Zuiden ("BREDA GEZELLIG PLEKSKE!") verblijft. Ook zagen we daar Leroy. Deze had geprobeerd te helpen toen we panne hadden. Dat vroeg om een biertje. Leroy was daar samen met zijn collega Mick. Ze hadden een ding gemeen, beider rijbewijzen waren in beslag genomen wegens rijden onder invloed. Het werd dan ook een lollige, jolige boel. Pratend met twee Britten over blauw voedsel, dat in de natuur niet bestaat, begon Mick tijdens het lurken aan een kromme peuk te vertellen dat hij vroeger in het kerkkoor altijd te hard zong: "MARY HAD A LITTLE ...". Ja, dat heeft natuurlijk alles met blauw voedsel te maken!

dinsdag, februari 10, 2004

THUNDERSTRUCK
Dinsdag 3 februari zou de eerste Ghan in Darwin arriveren. De Ghan is een van de legendarische treinreizen op deze wereld - ongetwijfeld al eens aan bod geweest in EO's prima programma Railaway. Oorspronkelijk ging de lijn van Adelaide naar Alice Springs. Na anderhalve eeuw touwtrekken is nu de lijn helemaal doorgetrokken naar Darwin. We besloten te gaan kijken bij de aankomst van de eerste trein. Met de auto, want het nieuwe station is een eind buiten Darwin, dichtbij Palmerston (er was geen geld voor een station in het centrum omdat de lijn oorspronkelijk slechts voor goederentreinen zou zijn). Bovendien hadden we zo een aardige testrit voor onze 667-973. Op een paar kilometer van de plek waar je de trein kon zien komen, moesten we de auto parkeren. In een busje werd je vervolgens naar het oord van aankomst gereden. Ja, dit was hier echt een grote gebeurtenis. Er stonden honderden mensen langs de enkele, niet geelektrificeerde spoorweg. Na tien minuten wachten was hij daar: The Ghan, met twee locomotieven, meer dan een kilometer lengte en zwaaiend erin de gelukkigen die een treinkaartje hadden kunnen bemachtigen. 48 uur eerder was de trein uit Adelaide vertrokken. In het midden zagen we de wagon die voor de koningin was gemaakt ten tijde van haar bezoek aan Australie in 1954. Kinderen zwaaiden met vlaggetjes. How the north was won: zo moet het in de VS ook zijn gegaan ten tijde van de trek naar het westen.
Woensdag en donderdag werden besteed aan kampeer- en papierwinkels. Auto op eigen naam laten registreren en betalen, tentje kopen enzovoort. Vrijdag 6 februari vertrokken we rond tienen uit Darwin. Enkele uren later waren we in Katherine, waar we moesten kiezen: of recht naar het zuiden richting Alice Springs en Adelaide, of naar het westen, naar de Kimberley. We sloegen rechtsaf. Aan het einde van de dag kwamen we zo in Timber Creek, het enige dorp tussen Kununurra en Katherine. We hadden 599 kilometer gereden en wilden nog bij licht de tent opzetten. Dit hebbende gedaan, liepen we naar een van de twee kroegen die dit oord rijk is. Op een inwonersaantal van 500 is dat flink. Binnen in de kroeg stond een vriendelijke doch streng kijkende lange man, een soort concierge. Hij bediende attent en zorgde voor enkele gigantische hamburgers. Hier hadden we een aparte avond. De clientele bestond voornamelijk uit aboriginals en die kunnen niet goed tegen drank, zeker niet in de hoeveelheden die ze wegzetten. Dat leverde heel wat vreemde vragen en gesprekken op, waar we dan maar met een tandpastaglimlach op antwoordden.
De volgende dag vroeg opgestaan en tent afgebroken. Het was 227 kilometer naar Kununurra en hier wilden wij het Hidden Valley National Park gaan bekijken. Het is niet zo'n groot park maar heeft in het natte jaargetijde alhier het voordeel dat het open is, in tegenstelling tot de meeste parken. Na het vinden van een camping reden we naar het park en bewonderden hier de bijennest-achtige rotsformaties. Miljoenen jaren oude patronen in de rode steen - schitterend. Daarna reden we naar een winkel waar men uit zebrasteen (zwartwitte streperige patronen) wijnrekjes en dergelijke maakt, maar dit bleek alleen maar kitscherige rommel op te leveren. Naast de winkel nog wel een fraaie rotsformatie gezien: de Elephant Rock.
Zondag zou een lange dag worden. De campingeigenaar in Kununurra meende dat je niet in 1 dag van Kununurra naar Broome (op 1044 kilometer afstand) kunt rijden en dat gingen wij ontkrachten. Dachten we.
Olie en koeling gecontroleerd en huppekee naar Warmun. Tanken en verder naar Halls Creek. Helaas moesten we de Wolfe Creek Crater en het Bungle Bungle NP laten zitten, die zijn nu onbereikbaar door de overstromingen. Maar volgens de politie in Halls Creek waren de wegen naar Broome, op enkele stroompjes na, prima begaanbaar. Nadat Wouter uit het politiebureau naar buiten liep zag hij iets loshangen onderaan de auto. Wat was dit nu? We schoten juist zo flink op. Het bleek een al half vergane plastic beschermkap te zijn onderaan de voorkant van de auto. Deze bleek niet meer nuttig dus heeft Erika met het nieuwe zakmes het ding van de auto gezaagd. Mooi, de reis kon verder gaan.
Nog wel.
Het regende schitterende vergezichten en eindeloze wolkenpartijen: de Kimberley. Door het regenseizoen helemaal in het groen. Fantastisch. Dit bewonderende reden we flink door. Na Fitzroy Crossing gingen we linksaf naar Broome. We kwamen voorbij Willare Bridge Roadhouse. We besloten niet te gaan tanken omdat Broome toch dichtbij was, slechts 160 kilometer.
Roken we nou rubber?
Ha, bijna in Broome. Natuurlijk kun je best 1044 kilometer rijden op een dag. En de ondergaande zon was geen probleem want de lucht zat potdicht.
Om tien over vijf ging het acculampje branden. Hoe kon dat nou? De accu was nog maar een half jaar oud. Nauwelijks had Erika, die reed, dit gezegd of de temperatuurmeter liep op. In een noodtempo. Onmiddellijk smeet ze de auto aan de kant en zette de motor uit. Het ergst mogelijke was waar: gestrand in het niks, op 130 kilometer van Broome en 90 kilometer van Derby.
Na enig twijfelen durfden we de motorkap te openen. Gelukkig gaapte ons geen inferno van gesmolten staal en rubber aan maar leek de motor gewoon nog de motor. Tot overmaat van mazzel kwam er een vrachtwagen voorbij. Hij stopte. De chauffeur zag het meteen: de ventilatorriem was weg. Dat was de rubberlucht geweest. De chauffeur zou bij het Willare Bridge Roadhouse laten weten dat wij met panne op zo'n 30 kilometer stonden. Nauwelijks was hij weg of twee jeeps stopten. Twee nuchtere en vijf dronken twintigers vroegen ook wat er scheelde. Ventilatorriem stuk. Voor wij het doorhadden, waren ze met twee elastieken een riem aan het improviseren. Bierblikjes op het motorblok. Helaas, bij het starten vloog de riem meteen aan gort. Bromvliegen overal, en bliksem in de verte. Het werd donker.
Maar de vrachtwagenchauffeur had woord gehouden. Er kwam nog een jeep aan, met een heel klein kereltje erin. Hij had een riem bij zich maar van de verkeerde maat. Hij stond wat besluiteloos te kijken naar de motor. Wouter vroeg of hij ons kon slepen naar het roadhouse. Dit bleek, na wat geklungel met het stuurslot, te kunnen. Het touw was wel wat kort. Nauwelijks 4 meter achter de jeep had Wouter met het stuur een liter zweet in zijn handen. Als-ie remt, zitten we er bovenop, dacht hij. Maar we kwamen er. Het roadhouse had bovendien hele goede accomodatie. Lekker (vet) gegeten en nog wat na zitten trillen van de schrik en ontzag over zoveel Australische hulpvaardigheid. Hoeveel erger had het kunnen uitpakken. Wat hadden we gezwijnd.
De Schweinerei nam de volgende morgen nog toe. We waren al bereid om een sleeppartij naar Derby a 140 dollar te financieren. Het was nu eenmaal geen moment om te gaan zeuren dat dat backtracking zou zijn en dat dit een principezaak was. Maar toen kwam een met het personeel bevriende monteur langs, type BA Baracus. Hij zou die middag naar Fitzroy Crossing. Hij kon daar een nieuwe riem halen en reed daarna weer terug naar Willare Bridge. Het enige wat wij hoefden te doen was wachten met een kop koffie en een boekje. En ja: om half vier was hij terug. Binnen tien minuten had hij de nieuwe riem erop. Hij hoefde er bijna niks voor te hebben. Een betrouwbare, professionele monteur, die onze dankbaarheid nogal overdreven leek te vinden. Slechts 100 dollar maar wel tien kilo lichter reden we naar het felbegeerde Broome.

maandag, februari 02, 2004

BULLEBAK
Maandag 26 januari vertrokken we uit Malakka. Met de bus reisden we naar Singapore. Zelfde verhaal als van Thailand naar Maleisie: eerst het eerste land uit, dan het volgende in. Dit ging erg makkelijk. Minder makkelijk verliep het vinden van een slaapplaats. We probeerden eerst een tip van onze reisgids maar deze bleek nu een afwerkplek. En dat nog zonder receptie. Na twintig minuten sjouwen met bagage maakte dit ons pisnijdig, ook op elkaar. Weer een kwartier lopen laten belandden we aan bij Ali's Nest, een tip van Lovely John, onze wandelgids in de Cameron Highlands (zie de verhalen van begin januari). Dit bleek een goede tip, afgezien van de niet zo goede vindbaarheid. Ali Zelf heette ons welkom. Aangezien we slechts 1 dag in Singapore zouden zijn, gold het aloude Lowlands-adagium sleep = waste. We aten in Little India (hier resideert Ali ook) en namen een taxi naar Chinatown voor een gezellige bar. Chinatown was allesbehalve een afwerkplek, of het moest zijn voor zaken. Dit was upper class! We maakten het dus maar niet laat.
Dinsdag werd er gezamenlijk met een Britse en twee Duitsers ontbeten. Het hoosde buiten. Toen het even droog was, togen wij naar het fameuze Raffles Hotel, niet zomaar een hotel maar een instituut: het type koloniaal gebouw waar het, indien in bezit van voldoende pegels, en bereid zijnde deze in hoog tempo te spenderen, goed kaviaar eten was en is.
Dit deden wij niet.
Precies tijdens het klikken van een foto begon het weer te regen. Nu heeft Singapore de binaire noorderbreedte van 1 graad en op dergelijke hoogte kan het uren, dagen, maanden, jaren hard regenen. We schuilden in een portiek. Na een kwartier hier kregen we behoefte aan afwisseling en renden naar de portiek ernaast. Binnen een uur portiekhoppen kwamen we zo terecht in een winkelcentrum. Dit verveelde al na twee minuten en aangezien het nu weer zacht in plaats van hard regende, liepen we naar de Boat Quai, een hippe plek met mooie gebouwen langs de Singapore River. Nog niet halverwege de kade kregen we weer een warme douche, terwijl we echt liever een koude hadden gehad. Van de regen in de drup - ook met warm water.
Na een koffietje besloten we dat we er genoeg van hadden. Nu kwam het volgende punt: hoe een taxi te krijgen. Taxi's in Singapore moet je van te voren bellen en aangezien wij tot eind deze week van het Anti Mobiel Front zijn, konden we dat niet. Wouter liep een ABN Amro-gebouw binnen maar daar hadden ze geen chauvinistische gevoelens, ze wilden niet bellen (misschien hadden we beter het Aziatisch hoofdkantoor van Friesland Coberco kunnen binnenlopen maar dat zat in een andere buurt). Na een hoop rondhopsen en schreeuwen in de plenshitte bracht een taxi ons weer naar Ali. Rap vertrokken we daarop naar het vliegveld, een heel goed vliegveld, dat de leukste attractie van ons bezoek aan de ultraschone stadstaat vormde.
Singapore. Mark it zero.
Woensdagmorgen, 6 uur 's morgens kwamen wij aan in Darwin. De vlucht was prettig geweest, hoewel zonder slaap. Het inreisformulier mocht niet met potlood worden ingevuld, hetgeen wij wel hadden gedaan. De douaniers wilden bewijs dat wij ook echt weer weg zouden gaan uit Australie. Nadat we onze vliegtickets hadden getoond, liepen we verder. Daar kwam pardoes een hond, kroketformaat, aanrennen met aangelijnd nog een douaniere. Erika deinsde verbluft en bang terug. Je verwacht alles: krokodillen, redbacks en box jellyfish, en da's allemaal prima. Dit niet, vond zij. De hond bleek te ruiken of je besmet fruit meebracht. Ieder zijn hobby; we bleken niks kwalijk riekends mee te hebben. Na dit verpletterende welkom bracht een busje ons naar de Frogshollow Backpackers, een tip van vrienden van ons. Het bleek later dat zij ons een hoop voorwerk hadden bespaard. Een andere reiziger ging alle hostels in Darwin af (het zijn er nogal wat) op zoek naar degene met het grootste zwembad. Hij eindigde in de Frogshollow.
Het is hier inderdaad goed toeven.
Emanuela zocht meteen haar bezienswaardigheden in Darwin uit en boekte een driedaagse reis naar het Kakadu National Park. Wij deden dit niet, we sliepen eerst eens goed en zagen voor het eerst in vierenhalve maand weer eens een douchegordijn (HARTVERWARMEND!). Er is ook een douche met inkervingen: Ajax, FC Den Haag. Zoals iedereen weet, doen Feyenoord-fans dit niet.
Donderdag begon onze jacht op een auto. Wouter ging in alle hostels kijken op prikborden voor te koop aangeboden auto's. Bij terugkomst bleek een Duits meisje juist een briefje te hebben opgehangen. Zij bood (en biedt) een Ford Falcon uit 1988 aan, inclusief kampeerspullen. De auto leek ons wel duur maar had dan ook weinig kilometers.
Van de bekende Friestalige dichters en Australiereizigers Dorhout en De Vries hadden wij instructies gehad omtrent het kopen van een auto, samengevat in een twaalfpuntenplan. Citaat:

"Een auto geeft vrijheid, je bent niet afhankelijk van treinen, bussen en andere openbaarvervoerkadavers! Je kunt je eigen muziek afdraaien en een sigaret plus een koud biertje smaakt voortreffelijk in je eigen bolide."

Helaas faalde deze auto op vier van de twaalf punten toen wij hem zaterdagmorgen bij een garage lieten controleren. De motor lekte olie, een band was bijna glad, motor rook ook naar brandstof en enkele rubbertjes bij de wielen waren versleten. Geraamde reparatiekosten 700 dollar.
Medelijden hebbend met het meisje zochten we maar verder, na wat te hebben geluierd bij het zwembad. Voor een controle konden we pas maandag weer bij de garage terecht. Daarom gingen we weer hostels langs. Wouter begon zich onderwijl emotioneel voor te bereiden op zijn verjaardag. Zaterdagavond gingen we een biertje drinken in de Vic's. Het zou het laatste biertje met Emanuela zijn; zij had in een enorm tempo het Kakadu Park bezocht. Ze had in een doornatte tent geslapen en had nu een hele zere keel. Wij hadden beloofd voor haar te koken en maakten fajitas. Da's ook goed aan onze verblijfplek: je kunt er heerlijk koken. Dat hadden wij vijf maanden niet meer gedaan. Hierna gingen we de pub in. Emanuela had afgesproken met drie medeparkgangers: een Canadees die erg van vogels hield en ook van bomen en woestijn, een Duitser die aan bodybuilden deed en een Ier die graag wat tips voor in Thailand wilde. Leuke mensen en een gezellige avond. De Canadees kon veel vertellen over de Northern Territory, waarvan Darwin de hoofdstad is. Er is geen maximumsnelheid. Ze houden erg van drinken. In 1998 werd een referendum over de vraag of de Territory een echt staat moest worden zoals de andere Australische staten, weggestemd. Een apart slag mensen.
Nieuwsgierig geworden besloten we zondag 1 februari het Museum and Art Gallery of the NT te gaan bezoeken. Na een hartelijk Ciao Manu namen we de bus naar het museum. Er is een 5 meter lange, 780 kilo wegende (opgezette)zoutwaterkrokodil te zien die Sweetheart heet, alsmede een schat aan aboriginal-kunst. Ook zijn er foto's te zien en een geluidsopname te horen van de cycloon Tracy, die op Kerstavond 1974 Darwin van de aardbodem veegde. De tape is huiveringwekkend: je hoort een fraaie kerkzang die opeens wordt afgebroken door een enorm geraas, dat alles in puin legt. De foto's van daarna zeggen alles: niets maar dan ook niets stond nog overeind. Het huidige Darwin is dan ook heel modern. Het lijkt eigenlijk wel een beetje op Drachten.
We liepen terug naar ons hostel. Een volgende ronde autospotten in hostels bracht nog wel wat kandidaten naar voren. We gingen weer naar Vic's en daarna namen we thuis nog een biertje, aangezien Wouter om twaalf uur jarig was - gezien het tijdsverschil eigenlijk nog niet helemaal maar een kniesoor die daarop let. Erika had slingers op de kop getikt!
Maandag 2 februari werden we vroeg wakker. Erika, na Azie helemaal wild geworden van vis, kocht croissants en gerookte zalm, en verraste de jarige recreant op 28 kaarsen gestoken in een meloen alsmede een nieuw zakmes (zie het verhaal over oud en nieuw) en een boek. Zo voelt men zich werkelijk een jarig mens, ook in den vreemde.
Hierna lieten we de auto van Andre testen. Andre werkt bij ons hostel en op voorwaarde dat hij geen lorren verkoopt mag hij van het hostel in auto's handelen. De monteur was aanzienlijk meer te spreken over deze auto. Er zaten wel wat schoonheidsfoutjes aan, zoals een deuk in de linkerachterdeur en een achteruitkijkspiegel die er niet was, maar dat waren kleinigheden: de motor zag er goed uit, evenals de banden. Deze auto faalde op geen van de twaalf punten van Dorhout en De Vries. Aangezien wie jarig is moet tracteren, besloot Wouter de auto te kopen op voorwaarde dat Andre de mankementen zou verhelpen en de prijs wat verlaagde. En zo is onze eerste auto een 3.2 liter 6 cylinder stationwagon Ford Falcon (zie de foto en denk de gele en groene vlaggetjes eraf), een prima bullebak voor het hele gezin.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?