Lekker weg in andermans land <$BlogRSDUrl$>
Click for Rotterdam, Netherlands Forecast
create your own visited country map

woensdag, maart 31, 2004

BLUBBEREN, STOMEN & WASPOEDER
Vrijdag 26 maart, gewekt door de typische geuren van Rotorua.
De dag begon met een aantal klusjes. We hadden al een hele tijd rondgezeuld met een zooi fotorolletjes en die moesten ontwikkeld worden, daarna wat internetten en de geneugten van de goedkope Pak 'n Save supermarkt ondervonden.
Aan het eind van de middag besloten we om naar het, kleine, ietwat sprookjesachtige aandoende, Kuirau Park te gaan. We zagen stomende steenpartijen en borrelende blubsie meertjes. Een raar idee dat onder de koude aardkorst er zo'n bedrijvigheid heerst.
Hongerig geworden naar meer lieten we ons de volgende ochtend per bus naar het Wai-o-Tapu Thermal Wonderland vervoeren. Hier kan men onder andere de Lady Knox Geyser bewonderen. Helaas heeft zij nogal wat kuren en spuit niet de gehele dag. Er was een quizmaster die er een kilootje waspoeder in wierp, waardoor de druk in de geyser opliep en om klokslag kwart over tien begon Lady Knox een paar meter de lucht in te spuiten. Na dit scheikundig experiment liepen we door het Thermale wonderland waar we nog meer stomende meren en borrelende blubsie zagen. Erg mooi waren alle kleuren die de meren hier hadden: gifgroen, oranje, wit...
De middag werd besteed aan het wandelen langs het Rotorua meer.
Zondag 30 maart bekeken we in de Government Gardens het Rotorua Museum of Art & History. Een heel divers museum over het ontstaan van Rotorua. Het tegenwoordige museum is oorspronkelijk gebouwd in 1908 en deed toentertijd dienst als kuuroord. Toeristen uit de hele wereld kwamen speciaal voor de thermale baden omdat er een geneeskrachtige werking vanuit bleek te gaan.
De volgende dag vertrokken we per bus naar Napier, dé Art Deco City. Na aankomst in deze kleurige stad was het nogal moeilijk een leuk backpackers hostel te vinden. Uiteindelijk kregen we een warm welkom in het de Rosie 'o Gradies backpackers welke ook nog eens heel goedkoop was! 's Avonds dronken we een biertje in de gelijknamige kroeg onder het hotel.

vrijdag, maart 26, 2004

WEG UIT HET REGELWOUD
Maandag 22 maart was het mooi maar koud weer. Het was nog steeds moeilijk voor te stellen dat hier zaterdagavond een barbecue had plaatsgevonden. Koud tot op het bot werd besloten dat hetberglopen, dat moest en zou, dan toch vandaag zou plaatsvinden. Pierre "was klaar met rondhangen in het guesthouse" en liep mee. We zouden naar het Ruined Castle lopen, geen echte kasteelruine maar een rotsformatie die daar een beetje op lijkt. Onderweg liepen we langs geerodeerd land en door regenwoud. Geweldig! We kwamen een Duitser en Spanjaard uit het hostel tegen bij het pauzeren. Ze haalden ons in en later haalden we hen weer in. Bovenop Ruined Castle zagen we ze weer. Net als wij moesten ze zich door een klein gaatje wurmen om bovenop te komen. Een geweldig uitzicht over de vallei was onze beloning. Op de terugweg hadden de Duitser en Spanjaard er flink de sokken in, zozeer zelfs dat we eigenlijk wel blij waren dat ze na drie kilometer een andere route huiswaarts namen dan wij. 24 minuten traplopen bracht ons weer bovenaan de bergrug. Pierre vond het tijd voor een chocolaatje. Terug thuis bleek dat zijn reisgenoot Niels, die benen als heipalen heeft, wederom met Bryan aan het lopen was. Dat vonden we opvallend omdat ze ook zondag, met het shitweer, al zes uur zonder water of eten door de kou hadden gemarcheerd. Pas tegen tienen waren ze terug. Verdwaald.
Na deze topdag was het dinsdag tijd om weer naar Sydney te gaan. Een man die Miah heette had ons gebeld en gezegd dat hij onze telefoon wel wilde kopen. We gingen naar zijn woning en verwachtten dat een mediterraan tiep ons open zou doen. Niets was minder waar. Miah bleek Bangladeshi. Hij was erg vriendelijk maar - helaas voor hem - de verkopende partij was in India geweest en verwachtte erin geluist te worden. Je kunt nooit weten... We wilden aanvankelijk geen drinken van hem aannemen. Zijn behulpzaamheid was echter verpletterend, zodat we even later 80 dollar rijker maar teleurgesteld in eigen stugheid weer buiten stonden. We vertrokken naar Kings Cross en namen onze intrek in het Kings X Palace hostel. Het was geen paleis, meer een schuilkelder met sporen van waterschade (het rook muf). Niettemin was dit goedkoop, de receptie open en de meid aldaar heel vriendelijk. De rest van de dag sliepen we in Hyde Park omdat de tocht van maandag nog wel te voelen was.
Woensdag 24 maart, onze laatste dag in Sydney. Wouter wilde weer gaan lopen maar Erika was meer geinteresseerd in strand en winkelen (een terugkerend patroon). Na wat wederzijds pruttelen besloten we naar Manly Beach te gaan. Leek het veer erheen weer de klassieke Australische teleurstelling, wegens een overdaad aan regels die alle plezier bederft, direct bij aankomst vonden we het hier allebei te gek. Het havengebouw was een supergaaf stuk Art Deco, het strand wel druk maar erg fraai. Ook was hier een soort knaakland-winkel: maximale prijs van alle goederen tien dollar. Mooier nog was dat een bandje alle prijzen, plus alle niet te verpatsen voordelen, steeds herhaalde ("ONLY TEN DOLLARS. SENSATIONAL SAVINGS. SHOPPERS IT'S TRUE. DISREGARD THE NORMAL PRICES. ORAL B AND COLGATE ONLY ONE DOLLAR. SENSATIONAL SAVINGS..." enzovoort). We besloten in de winkel een nieuwe rugtas, een emmer batterijen voor de discman en poncho's voor Nieuw-Zeeland te kopen, en bovendien de stem op te nemen. De middag vloog voorbij en na nog wat gapen naar het havengebouw namen we weer het veer naar het centrum van Sydney. Een ex-collega van Wouter bij ESB, Jasper, was ook in Sydney wegens een bevriende bruiloft enkele dagen tevoren. Met hem hadden we vanavond afgesproken. Een heel gesprek over de zaak, het thuisfront en wederzijdse reiservaringen volgde en we troffen enkele andere feestgangers van de bruiloft, die blijkbaar een succes was geweest. Wat later op de avond werd besloten in Kings Cross verder te feesten, in The Bourbon. Nu kwam Wouter er wegens zijn slippers en korte broek weer niet in en eenmaal omgekleed en binnen bleek The Bourbon een ballentent. Wouter kreeg bovendien een hoestbui, het laatste souvenir van de Blue Mountains. Na een hamburger(t) in de Burger King en een hartelijk afscheid van Jasper gingen we slapen.
Donderdag ging om 11.35 de vlucht naar Auckland. Bij aankomst in Auckland besloten we niet de stad in te gaan (daarvoor kom je niet naar Nieuw-Zeeland) maar meteen door te gaan naar Rotorua. Er bleek nog een bus te zijn en zo waren we 's avonds om tien uur ter plaatse. Het ruikt hier naar een combinatie van kruit en rotte eieren en dat komt doordat Rotorua vulkanisch is. Dat belooft wat.

zondag, maart 21, 2004

ZIEK
St Patricks Day werd niks. Woensdag 17 maart werden we beide met griep wakker. Hoestend en reutelend sleepten we ons door de snertdag, om het uur zonder smaak een vitaminebom naar binnen slaand. Donderdag meenden we het aan te kunnen even bij de rotsformatie te gaan kijken waar Katoomba zijn faam aan dankt, de Drie Gezusters. Het was erg mooi maar maakte niet zoveel indruk omdat het hoogteverschil flink op onze voorhoofden inhamerde. We tolden weer terug naar het centrum en besloten dat dit geen goed idee was geweest. Ook nog wat aan zelfbeklag gedaan ("er blijft ons hier ook niks bespaard" en "alles gaat ook altijd maar de verkeerde kant op") en een simpele avondhap gegeten, het overgeblevene van de dag ervoor.
Vrijdag wilden we nog niet gaan lopen maar wel iets doen, het ging namelijk weer wat beter. We namen de trein naar het begin van de Zig Zag Railway. Helaas bleken we aan de verkeerde kant van deze negentiende-eeuwse spoorlijn te zitten, zodat we uren zouden moeten wachten om de lijn te kunnen zien. Niet getreurd; de treinstellen op zich waren al heel aardig en de schoonmaker daarvan, een wat oudere cowboy, had gezellige praatjes op het perron. Daar troffen we ook een 80- respectievelijk 79-jarig echtpaar. Met name de vrouwelijke helft hiervan leek haar zinnen op het zigzaggen te hebben gezet want ze besloten uiteindelijk toch maar de drie uur wachten voor lief te nemen. Wij niet. Wij gingen met de trein terug naar Katoomba en liepen weer richting de Drie Gezusters. Nu konden we beter opletten. Je bleek ook met een kabelbaantje omlaag te kunnen, de vallei in. Daar liepen we een blokje en toen gingen we met het steilste spoorlijntje ter wereld (52 graden) omhoog. Een of andere kenau loeide door een megafoon onophoudelijk aankomst en vertrek van de boemel, alsmede de hier te lande zo geliefde regels en verboden. Dit werkte storend bij het bekijken van het regenwoud. Bij terugkomst aten we weer eens spruitjes - een hoogtepunt, lekker met kangaroesteak, pittige mosterd en appelmoes.
Zaterdag was het schitterend weer en tijd voor een tocht. We huurden (!) voor een dollar een kaartje van de omgeving en liepen naar Jamisons Lookout. Vandaar langs de Federal Pass in het dal rondom de Drie Gezusters, dit leverde mooie plaatjes van watervallen en rotsen op. We kwamen uit bij de megafoonloc van de dag ervoor. We wilden niet meer in het treintje en liepen de Furber Steps op. Terug in het guesthouse werd er gebarbecued. Erg gezellig, vooral met een Amerikaan die op Boudewijn Buch leek en de twee Nederlanders Pierre en Niels (eigenlijk vooral met Pierre, Niels is in al zijn doen en laten nogal zunig).
Zondag 21 maart regende het, van die eindeloos zanikende miezer uit een grauw zwerk.

woensdag, maart 17, 2004

VILLA KLIJN
Ook vrijdag 12 maart kwam de zon weer op boven Sydney. We stelden het ontbijt dat Footprints haar gasten aanbiedt op prijs maar het was wel weer wat padvinderig hoor. Stond een man met een lijstje bij te houden wie er al had gehad (verborgen werkloosheid). Dat gaf weer rijen en dus mensen die te laat kwamen voor twee broodjes. Hierna liepen we naar de Art Gallery of New South Wales. Het gebouw zag eruit als de Acropolis en voorop stonden illustere namen als Rembrandt, Titiaan enzovoort. Leek ons wat pretentieus maar het museum stelde absoluut niet teleur. Vooral modernistische platen van Australische landschappen waren erg goed - beyond Bob Ross!! Hierna liepen we door naar de wijk Kings Cross, dat een roemruchte reputatie zou hebben (red light district etc,). Veel onderbuikzaakjes vonden we niet maar wel een stel goede guesthouses voor als we weer in Sydney terug zouden komen.
En op de weg erheen kwamen we zomaar ineens de botte Bredanaar uit Broome tegen, die ons als eerste zag en joviaal begroette met "HA RARE GEHAKTBALLEN!!!". Hij was "!!!OP 'T GEMAKSKE!!!" bezig de Rabobank te zoeken. Dat gaat natuurlijk makkelijker in Breda, hij zou dus nog wel even bezig zijn.
Terug in het hostel kookte Erika spaghetti. 's Avonds spraken we onze kennissen uit Maleisie, Ronald en Jelte, weer. Ronald wilde met 2 Britten mee zuipen omdat een van hen jarig was. Daar liepen we dan maar achteraan. Maar zin in zuipen hadden we niet want de volgende dag moesten we er vroeg uit. Ook Jelte wilde dit niet, omdat hij juist met het vliegtuig uit Fiji was gekomen. De Britten wisten bovendien niet waar ze heen moesten, zodat we na een half uur zoeken naar hun ultieme zuipplek een rondje bleken te hebben gelopen en afscheid namen van Ronald en zijn Britten. Zoekend naar een rustige pub bleek weer hoe reactionair dit land is: zonder ID of lange broek kwam je er niet in, dat was eerder op de avond geen probleem geweest. Uiteindelijk vonden wij iets en hoorden zo mooie verhalen over Fiji. Gezellig.
Zaterdag namen we de bus naar Canberra, de Australische residentie, en net als Almere een volkomen geplande stad. We zouden enkele dagen verblijven bij een achteroom van Wouter, Nico Klijn. Deze haalde ons af. We reden naar zijn huis op het platteland, Avondale geheten. Nico nam ons mee uit eten in het dorp waar de villa dichtbij ligt, Murrumbateman. Het huis gaf het gevoel bij Rik Velderhof te gast te zijn. Geweldig.
Zondag werd begonnen met een wandeling over het land in de omtrek. We zagen flink wat kangaroes, roken een kadaver en hadden een fraai uitzicht over het eindeloos rollende heuvellandschap, dat duidelijk toe was aan regen. Nico nam ons daarna mee naar Canberra, hij ging skeeleren en wij zouden naar het Australian National Museum. Het museum bleek een soort postbus 51-reclamefilmpje voor de diversiteit, multiculturaliteit en tolerantie van Australie (zum Kotzen) maar er was een bruiloft aan de gang in de tuin waarbij een violist de hele Vier Jaargetijden van Vivaldi afstreek; een mooie achtergrond voor een colaatje. Dat was welkom - Canberra is erg mooi, vooral als je van bos op heuvels houdt, maar het lijkt nooit op te houden. Als Tantalus loop je in deze groengouden kooi te zoeken naar een cafe of kroegje, dat maar niet om de hoek verschijnt. Terug in de villa zaten we wat in de tuin, keken uit over het zwemmeertje en genoten voor het eerst Australische zoete aardappel. Werkelijk gezellig en lollig aangezien de meningen over het koningshuis nogal uiteen bleken te lopen.
Maandag bleek Canberra Day, een dag ter meerdere eer en glorie van de bruisende hoofdstad. Nico had dus vrij en nam ons nu mee naar Yass, een stad van wolhandel daterend uit de 19e eeuw. Schitterende voorgeveltjes en goed appelgebak maakten dit een succes. Daarna reden we terug langs de brug over de Murrumbidgee River en het landgoed van mediatycoon Rupert Murdoch. De weg hier voorbij bleek privebezit maar we reden toch maar door anders zou het 80 kilometer om zijn. Terug thuis ging Nico het gras maaien en wij plannen. We besloten dinsdag naar Katoomba te gaan, want daar zou veel te zien zijn en onze tijd in Australie was nog maar kort.
Dinsdagochtend bracht Nico ons naar Canberra. We namen hartelijk afscheid en liepen naar de Aboriginal Tent Embassy, een nederzetting waar de Aboriginals protesteren tegen de naar hun smaak onredelijke behandeling van sommigen in de Sydneyse wijk Redfern. De overheid tolereert dit want anders komen er brokken met flinke harde stukken erin.
Daarna liepen we naar het parlement en bekeken dit. De ingangszaal zou eruit zien als eucalyptusbomen. Zonder die te zien liepen we naar de vergaderzalen van de Senaat en het Huis van Afgevaardigden. Bruin hout, veel vlagwerk en zuchtende stoelen. Helaas geen zittingen om live bij te wonen. Wel een goed schilderij (weer over eucalyptusbomen) van Arthur Boyd. Na een flinke voettocht door het hoofdstedelijke parklandschap kwamen we bij de plek waar onze bus vertrok.
Hier zagen we iets vertrouwds.
Een Brabantse vrouw was nijdig naar den bekende aan het bellen om te zeggen hoe lang haar reis was geweest en hoe lang die nog zou moeten zijn en hoe lang ze nog moest wachten. We konden de andere kant van de lijn niet horen maar wat men daar zij was blijkbaar niet stimulerend. De Braba smeet met flink wat zachte g's de hoorn op de haak en beende boos naar de wachtruimte om daar met een belegd broodje iedereen, inclusief Erika, woest aan te kijken. GGRRRRR! Eenmaal terug in Sydney namen we de trein naar Katoomba in de Blue Mountains. De schrik zit er hier goed in na de aanslagen in Madrid, zo bleek op het station. Overal posters met waarschuwingen. Normaal niks nieuws hier maar het ging ineens allemaal over onbeheerde tassen die je meteen moest aangeven, algemene oplettendheid, enzovoort.
Zonder ongelukken bereikten we na 18 stations Katoomba. Wat een lustoord! Het leek hier op Darjeeling: blauwe mist tussen de bergen, damp die tussen de huizen door drijft, en een geweldig guesthouse. Dat zou een mooie St Patricks Day worden.

donderdag, maart 11, 2004

RATTEN
Zondag 7 maart liepen we eerst langs alle budgethotels om onze auto-advertentie te verwijderen, dat hadden we de Italiaanse autoverkopers (zie het vorige verhaal) beloofd. Maandag veranderden we onze vliegdata. We zullen Koninginnedag niet in Nieuw-Zeeland maar in Chili vieren. 's Avonds bezocht de bijna complete Madcat-clientele weer cafe The Deen. Daar kwamen we een oude kameraad uit Carnarvon tegen. Ook hij en zijn vrienden hadden pech gehad; de motor van hun Dukes of Hazard-auto was ontploft (ofzo) en toen hadden ze hem bij Kalbarri maar laten staan. Geraamde kosten: 4500 dollar. Wij voelden ons rijk, en niet alleen door dit relativerende verhaal maar ook omdat het erg leuk was deze kerel weer te treffen, hij was werkelijk aardig.
Voor we weggingen uit Perth, wilden we eerst nog het Rattenest (Rottnest Island) zien, op dinsdag. De Nederlander Willem de Vlamingh ontdekte dit eiland in 1696 en vond dat er veel ratten rondliepen. Deze mening was niet goed onderbouwd omdat het in feite om quokka's, een klein soort wallabi's ging, aldus onze reisgids. Niettemin de naam Rattenest. Naar goede Australische traditie kan een verkleinwoord niet ontbreken en de meeste Perthers noemen het eiland dan ook Rotto.
Aanvankelijk dacht Wouter dat we een veredeld Waddeneiland zouden gaan zien maar niets was minder waar. Rottnest is bijzonder, als was het maar vanwege het binnenmeer dat Lake Baghdad heet. Azuurblauwe wateren, witte stranden en donkergroene zeebodem kleuren het eiland. Fietsen is op de 11 bij 4,5 kilometer die Rottnest groot is de te verkiezen bezigheid. Samen met een gezellige kassiere uit Bergambacht huurden we een fiets. Zij bleek nog met andere mensen te gaan fietsen en die hadden hun logistiek niet op orde dus gingen we maar. We hadden maar 5 uur op het eiland. Het eerst hoogtepunt kwam bij Kaap Vlamingh, de westpunt. Enorme golven en een schaduw biedend afdak waren hier de grote trekkers en we bleven dan ook een half uur. Vandaar ging het naar de vuurtoren Wadjemup. Een hele klim. Een hele vuurtoren. Vandaar nog verder omhoog naar Oliver Hill, waar vandaan je de binnenmeren, de zee en daarachter het skylijntje van Perth ziet. Adembenemend. Ook stond hier in de Tweede Wereldoorlog een kanon, dat nog steeds te bezichtigen is. De oude neringdrijvende hiervan kwam ons zeggen dat een bezoek aan Rottnest niet compleet is zonder kanonsbezichtiging. Heel kort liepen we eromheen en trapten ons vervolgens te pletter om weer op tijd in Thomson Bay te zijn, waar we de fietsen hadden gehuurd en waar ook weer de pont vertrok, om kwart over vier. Al met al was het een zeer prettig bliksembezoek en een hoogtepunt in Australie. 's Avonds kwamen we nog een medefietser van de Bergambachtse tegen. Hij kwam uit Noord-Frankrijk, ooit het zuidelijkste deel van Friesland. Hij sprak Fransig Engels en het gesprek wilde niet vlotten. Waarom waren we hem nou weer tegengekomen?
Woensdag vertrok het vliegtuig rond half vier. Virgin Blue kan je zitplaats aan een ander geven als je laat komt opdagen dus we waren er om twee uur. Na enig wachten en slapen konden we instappen. Eenmaal in de lucht vlogen we recht het donker tegemoet. In Sydney was het drie uur later. Bij aankomst was er dan ook geen hond meer op het vliegveld, terwijl het voor ons gevoel half negen was. Op het nippertje misten we de trein stadswaarts en namen dan maar die van drie kwartier later. Het bleek om slechts drie haltes te gaan. We checkten in bij het Footprints Hostel.
Donderdag stonden we zo vroeg mogelijk maar toch nog vrij laat op en liepen door George Street naar de Harbour Bridge. Deze heeft ook weer een koosnaam, 'the old coat hanger', hetgeen men zou kunnen vertalen met 'het oude knaapje'. Deze paradoxale term is ongelukkig want de brug dateert van slechts 1932 (toentertijd een werkgelegenheidsproject, de Depressie heerste ook in het Zuiden) en heeft enorme afmetingen. Het kostte twintig minuten van zuid naar noord. Eenmaal aangekomen aan de waterkant in de wijk Killibirri hadden we een mooi uitzicht op de brug en het Opera House. Dat laatste zag er met de zwaarbewolkte lucht nogal bruinig uit; een beetje een oostblok-contraptie. We kregen moeilijk genoeg van het uitzicht en voordat we weer aan de zuidkant van de rivier naar de botanische tuinen gingen, was het na vieren.
De tuin was zeker botanisch te noemen.
Daarna gingen we terug naar Footprints. Daar bleek een gratis-wijn-en-kaas-bacchanaal aan de gang. En ja, ook de outbek lijdt aan poldergeneuzel. Drinken op straat mag niet dus moest iedereen van de politie naar binnen. Dronken op straat iemand in elkaar slaan is daarentegen geen enkel probleem! Mensen ga toch boeven vangen... We zochten iets te eten. Omdat alles dicht of duur was, eindigden we in de Burger King, die hier Hungry Jack's heet. Onderweg kwamen we nog een jongen tegen die we in de Maleisische Cameron Highlands hadden gesproken. Morgen gaan we met hem ergens binnen een biertje drinken.

zondag, maart 07, 2004

AUTOLOZE ZONDAG
Dinsdag 2 maart gingen we naar het Western Australian Museum. Het had aardige popart en de aboriginalkunst was ook goed. Toch waren we eerder dan verwacht weer aan gene zijde van de museummuren. Toen belde een Brabantse Tom met de vraag of hij onze auto kon bekijken. Samen met twee anderen kwam hij een kijkje nemen. Ze durfden zelf niet te rijden dus Wouter reed ze maar wat rond. Het vrouwelijk deel van het gezelschap was duidelijk geinteresseerd in de campingspullen. 's Avonds zagen we ze weer in Rosie O'Gradys, waar je op dinsdagavond goedkoop kan zitten. Werd een gezellige avond.
Woensdag lieten Tom en de zijnen weten dat ze een busje hadden gekocht maar misschien nog wel onze kampeerspullen wilden hebben. Ook belde een andere Nederlander, Rutger, met de vraag of hij kon komen kijken. Net als de Brabo's nam hij niet de moeite de uitlaat, koelvloeistof of olie te bekijken. Hij reed voor het eerst aan de linkerkant van de weg en dat was te merken. Ongeschonden bereikte de wagen echter weer het hostel. Maar zoals al eerder was Wouter wel blij dat hij uit kon stappen.
Ook Rutger zou de bolide niet nemen.
Donderdag zouden we een wandeltocht door Perth maken. Ons eigenvervoerkadaver nam alle tijd in beslag en we wilden nu wel eens wat anders. IJdele hoop! Nauwelijks tien minuten onderweg belde een Iers koppel. We liepen terug naar het hostel en ontmoetten ze. Chagrijnige mensen. Zonder naar ons te kijken liepen ze naar de auto en verordenden dat de motorkap werd geopend. De jongen rukte meteen de oliepeilstok uit het inwendige van de motor en bekeek afkeurend de zwarte prut die nu onvermijdelijk op zijn ongeduldige vingers zat. Vieze olie! Wouter kreeg het bevel de auto uit te parkeren en mee te rijden naar een garage. Bij een autonering in Newcastle Street aangekomen bleek dat ze daar geen tijd hadden voor rugzaktoeristen. Om drie uur zouden we terug moeten komen, zo bleek na een half uur wachten. Wouter reed terug, waar al een Belgisch koppel, dat in de tussentijd Erika had gebeld, zat te wachten. Stef en Annick uit Turnhout. Deze Stef was niet voor een kleintje vervaard en durfde wel zelf te rijden. Ook hij had nog nooit links gereden. Wouter nam dus maar de rol van rijinstructeur op zich. Meerijden is vervelend maar het moest nu echt want Stef kletste zonder een overdaad aan aandacht voor de weg en de breedte van de auto door over ambrieren, hetgeen Vlaams is voor koppelen, en de geneugten van Vietnam en Cambodja. Hij ramde dan ook royaal een stoep met het reservewiel linksvoor. Waarschijnlijk uit schuldgevoel belden ze later terug om te zeggen dat ze de auto wilden kopen, voor 1900 dollar. De Ieren hadden inmiddels laten weten dat ze geen interesse meer hadden in de wagen. Het kwam dus goed uit. Blij met het Belgische bod dansten we naar huis. Met de eigenaarspapieren voor ons bleek dit toch nog niet zo makkelijk en de Vlamingen keken nu ook wel wat onzeker. Een nummerbord uit de Northern Territory vervangen door een West-Australische is een hoop gedoe en dit wilden we vermijden. Helaas, door het tijdsverschil hadden we te laat door dat de autoriteiten in Darwin al gesloten hadden. Met de afspraak vrijdagochtend alles af te ronden namen we dan ook maar afscheid van de Belgen. Die tijdens de avondhap pardoes kwamen zeggen dat ze een kleinere, goedkopere auto hadden gekocht en daar nu alleen in West-Australie mee gingen rondrijden. Dit was de goedkoopste smoes die we ooit gehoord hadden. Perplex genoeg om veel terug te zeggen aten we de pasta op en begonnen toen woedend te worden. We beenden naar hun hotel en zeiden ze de waarheid, in een donderpreek van 10 minuten. Ze stotterden en trilden, maar helpen deed het natuurlijk niet. Jerommeke had zelf ook wel door dat hij geen held was in grote auto's en durfde niet in een Falcon te rijden. Maar ja, hij had al ja gezegd...
Het moge een vooroordeel zijn maar het is echt waar hoor: STOMME BELGEN.
Dit was een boze dag. Eerder op de middag hadden we bij het verlaten van het Belgenhostel op het prikbord aldaar gezien dat een of andere leukerd, die man was en Andrea heette en dus wel uit dat andere corrupte Europese land, Italie, moest komen, met een stift alle ontbrekende zaken aan onze auto had gemarkeerd: geen airconditioning, geen stuurbekrachtiging. Pisnijdig belden we hem op met de vraag of dit zijn definitie van beleefdheid was. Duizenden excuses volgden en het bleek een poging tot een geintje te zijn.
Vrijdag kwam de bezinning na de donderpreken en was de lol er echt af. We waren nu al vijf keer als tweede keus geindigd en moesten dus wel erg naief zijn. Fatalistisch liepen we uiteindelijk toch nog de wandeltocht die we woensdag al hadden willen lopen. We eindigden in Kings Park, op een heuvel waarvan af je mooi naar de skyline van Perth en de Swan River kunt kijken. Ja, dat park was tenminste mooi en als we de auto gewoon naar het vliegveld reden en daar zouden laten staan, hadden we met de nummerplaten twee leuke hoewel dure souvenirs...
's Avonds bleek er in de discotheek achter het hostel een homofeest te zijn en er kwamen vreemde types langs. Bezoeker van het feest of niet, fileparkeren kunnen ze niet. Een kwam zeggen dat wij als Nederlanders Pieter van den Hoogenband meer moesten steunen, een andere rende als een meisje de straat over en nog een leegde alle asbakken op inspectie naar sigarettenpeuken die nog rookbaar waren. Om je ziek te lachen, hetgeen we dan ook maar deden met de Duitse Kristiane, een Japanse en de nog immer aanwezige Nieuwerkerker Raymond.
Ja, aan het hostel lag het niet.
Zaterdag was er weer automarkt in Fremantle. We stonden vroeg op, zetten de banden nog eens op spanning en zagen tot onze verbazing een andere Ford Falcon met NT-nummerbord staan, met twee zuur kijkende Italianen ervoor. Geen twijfel mogelijk: dit was Andrea. Hij liep meteen op ons af want hij had het prijsverschil tussen beide auto's, dat gezien de onkritische houding van veel kopers in ons voordeel zou uitvallen, meteen gezien. Nogmaals verontschuldigde nu zijn vriendin zich voor haar markeergedrag; ze had er zich drie dagen beroerd van gevoeld. Dit gaf wel wat troost: de Perthsche automarkt, die een kopersmarkt is, kleedde ons dan financieel wel uit maar wij hadden tenminste ook zelf flink wat dood en verderf gezaaid. Het was niet onopgemerkt gebleven.
We dronken een kop koffie in de gezellige binnenstad van Fremantle en liepen toen weer eens terug naar de markt, waar Andrea en zijn brunette nog steeds wantrouwig de gang van zaken in de gaten hielden. Het was niks hier, dat zagen zij zo. Men deed niets aan het aanprijzen van de auto. De azurri's waren zelf verkoper van beroep en ja, dan zie je die dingen. Het is hachelijk.
Terwijl we zo ons lot deelden, liepen een jongen en een meisje rond onze auto.
Voor we het wisten reden ze hem met een ferme oliewolk naast ons. Zoals eerder was gebeurd, ging het stuur los. Erika vroeg of ze de hendel die daarvoor verantwoordelijk was even vast zou zetten, het was namelijk onze auto. Of we niet mee wilden rijden tijdens de proefrit? Natuurlijk! De strategie met het aanprijzen van de kampeerspullen werd weer gevolgd. Het koppel was Canadees en had al veel gereisd. De jongen reed en praatte over zijn reizen. Wouter hoefde niet mee te rijden. Erika legde achterin het meisje de werking van ons kampeerequipment uit. Ja, die meid had zin in kampeerartikelen!
Na de proefrit vonden we toch weer dat we het heel stom hadden gedaan door zelf weg te gaan, terwijl de Canadezen hadden voorgesteld dat zij een rondje zouden lopen om over de auto na te denken. Maar ja Wouter wilde weer te beleefd zijn... Zo konden ze weer allerlei gebreken gaan spotten. Inderdaad, ze keken onder de auto en in de motorkap, en waren niet tevreden met de afwezige stuurbekrachtiging. Ook zou er nog een Italiaans offensief kunnen komen.
Dit overkibbelend liepen we in de Fremantlese straatjes en toen ging de telefoon. Het was een deal. Betalen en tekenen om twee uur, voor 1300 dollar.
We vonden nu dat we de Canadezen niet meer moesten tegenkomen want dan zouden ze nog allerlei vervelende vragen kunnen gaan stellen over de auto. Dus liepen we een art gallery in (goeie artiesten!) en zochten een heel onopvallend internetcafe. Rond tweeen liepen we naar de automarkt. Weinig later kwamen de Canadezen ook, met poen. Een ongelode last met een benzineverbruik van 1 op 6 en waarschijnlijk kapotte koppakkingen viel van onze schouders. Oke, 1300 euro was niet eens de helft van wat we betaald hadden. Anderzijds was deze auto eigenlijk rijp voor de sloop. Vederlicht liepen we naar het station van Fremantle. De stadstrein bracht ons in een half uurtje naar het centrum van Perth, waar we vliegtickets naar Sydney kochten en een paar geinteresseerden in de kampeerspullen teleurstelden. De telefoon ging nog een keer. Of de auto nog te koop was? Nee! Wat een bevrijding!

dinsdag, maart 02, 2004

MEN HAD ER GENOEG VAN
De gegadigde voor de auto was Jesper uit Zuid-Zweden. Hij maakte er een uitgebreide sessie van. Donderdagavond kwam hij de auto bekijken, maakte vrijdagmorgen een proefrit en vervolgens een afspraak voor zaterdagmorgen acht uur om de auto te laten keuren bij een garage. Helaas liet hij het op het laatste punt afweten door geheel niet op te komen dagen, nadat wij zeker twee uur op hem gewacht hadden, aaarggg. Door een telefoontje van onze kant kwamen we erachter dat hij had besloten met de bus te gaan, de bus!
We wilden zaterdagmorgen 28 februari de auto ook te koop aanbieden bij een automarkt in Fremantle. Helaas waren we door dat stom stuk smurrebrut vrij laat op de markt. Terwijl onze auto zijn best deed hoge ogen te gooien op de catwalk bezochten wij het historisch museum van Fremantle. Was ontzettend interessant. Vooral het gedeelte over de migratie van Europeanen naar Australie na de Tweede Wereldoorlog. Veel verhalen van onder andere Nederlanders die spijt hadden dat ze naar Australie waren gegaan aangezien het hier geheel ontbreekt aan grachtenpandjes. Eerste tijd wonen in eenvoudige kampen. Kinderen die moeilijk integreerden met de Australische klasgenoten. Het was niet zo rooskleurig als men verwacht had.
Aan het eind van de middag haalden we onze auto weer op van de automarkt; helaas geen gegadigden.
Eenmaal terug in het hostel hadden we weer vermakelijke gesprekken met de rivalen Eelco en Raymond.
Zondag 29 februari, schrikkeldag, liepen we opnieuw een ronde langs alle backpackerhostels om de prijs van de auto te verlagen met de hoop op meer animo. Na een tijdje doelloos door Perth te hebben gelopen belandden we in een gezellige Ierse Pub met bier voor prijzen die naar meer smaakten.
Waar wij in Europa de dag van de arbeid op 1 mei vieren, viert West-Australie dit op 1 maart (wereld(wijd)vreemd is dat deze dag gevierd wordt door niet te werken). Meer verbaasd waren we nog over het feit dat in West-Australie de eerste maandag van augustus gebombardeerd is tot picnicdag!
Alles was dicht, maar de parken waren open. Op weg naar het park begon het te regenen, dus ook dat plan was van de baan. We dronken een frisje in een mooi statig pand en keerden terug naar het hostel. Wouter speelde 's middags nog voetbal in een aanpalend park. 's Avonds hadden we een jolige avond in een kroeg. Eelco, die altijd pech heeft, was met ons mee. Ook deze avond verliep voor hem niet pechvrij. Toen hij een biertje voor ons wilde halen en na tien minuten nog niet terug was, liep uitgerekend Raymond, de rivaal, de kroeg binnen en wist ons te vertellen dat hij Eelco in het hostel had getroffen, hij was uit de kroeg "gekicked".
Bij terugkomst lag er een briefje op ons bed waarin Eelco bovenstaande bevestigde met als toevoeging, "men had er genoeg van...","ik vroeg alleen maar om een fucking jug of beer".

This page is powered by Blogger. Isn't yours?