Lekker weg in andermans land <$BlogRSDUrl$>
Click for Rotterdam, Netherlands Forecast
create your own visited country map

donderdag, augustus 12, 2004

MIJLPAAL (wouter)
Dinsdag 3 augustus zouden Sander, Michelle en ik Isla del Sol gaan bekijken. Dit is een eilandje in het Titicacameer, aan de Boliviaanse kant. We stonden vroeg op om maximaal de dag te plukken. Aanvankelijk slechts duizelig begon ik op de boot last van mijn maag te krijgen. Bij aankomst op het eiland verlangde mijn instortend gestel alleen nog maar naar een bed. Mijn reisgenoten gingen het eiland rondlopen en ik begon aan een grondige, herhaaldelijke bezichtiging van het toilet. Aan het eind van de lijdensdag kwam gelukkig Sander langs met het enige dat ik naar binnen kon krijgen, een emmer thee. Het wandelen was leuk geweest en Sander weer snel. Michelle vond hem een jonge hinde in loopland.
De volgende dag alweer een stuk beter terug naar Copacabana. Daar op straat lopend werden we staande gehouden door Eran, de Israelische jongen met wie Erika en ik van Salta in Argentinie tot Uyuni hadden samengereisd. Zijn Leiza was terug naar Engeland en hij liep met een landgenoot genaamd Jeval op de markt in Copacabana. We spraken af 's avonds wat te gaan drinken. Eerst zetten Sander en ik Michelle op de bus naar La Paz. Daarna bekeken we de schitterende kerk van Copacabana. 's Avonds bleek ook Eran ten prooi gevallen aan peristaltische lamlendigheid, zodat we met Jeval in een cafeetje eindigden. Het werd een flink gesprek over Israel, muziek en reizen. Mooi toch dat men onderweg met wildvreemden zomaar een gezellige avond kan hebben.
Donderdag 5 augustus zouden we Copacabana en Bolivia verlaten. Ik was benieuwd hoe we de grens zouden overschrijden want Peruanen hier schenen het leuk te vinden om toeristen te pesten door ze einden te laten lopen met hun bepakking. Een zenuwachtige buschauffeur legde uit waar je op moest letten en hoe gevaarlijk het allemaal was. Maar het viel allemaal mee, we waren zo de grens over. In Puno stapten we over op de bus naar het archeologisch bastion Cuzco. Mijn overgevoeligheid voor snurkers speelde flink op toen een vader met vrouw en kind lekker de zorgen voor het huilende kind aan zijn eega overliet en in het gangpad ging liggen pitten. Stikpoepziek werd ik van het varkensgeoink, tot de eega haar man wakker maakte. Gelukkig, dit scheelde weer een hartaanval. In een middernachtelijk Cuzco was het moeilijk een bed te vinden, het was hoogseizoen in deze uitvalsbasis voor Machu Picchu - de meest mysterieuze Inca-trekpleister in Zuid-Amerika. Uiteindelijk vonden we iets. Afdingen is een geliefd Israelisch tijdverdrijf, zodat Eran lang bezig was met het in de wacht slepen van 1 sol korting. De receptionist veronderstelde dat we wel een vervelende tijd zouden hebben gehad in dat akelige Bolivia. We ontkenden dit, het was erg leuk geweest. Hierop antwoordde hij dat Chili inderdaad nog veel erger was. We gingen slapen.
Vrijdagmorgen bleek het mooi weer en Cuzco een fraaie maar wel erg toeristische stad vol rode daken, kerken en kathedralen. Veel schoenpoetsers, bedelaars, riemenvekropers en restaurantaanprijzers. Sander en ik deden behalve het nuttigen van een flink ontbijt niet veel, we moesten bijkomen van de busreis. We wilden wel weten hoe we snel en goedkoop Machu Picchu konden zien. Je kunt erheen lopen via de Inca Trail maar hiervoor geldt een wachttijd van vijf weken en een prijs van 220 dollar. Beide vond ik voldoende voorwaarden om van het hele gebeuren af te zien maar Sander ging vragen wanneer je de trein kon nemen. In reisbureaus wisten ze dit niet. We vroegen of het ook mogelijk was langs het spoor te lopen. De meeste reiskundigen dachten dat dit in zes uur kon maar verboden was. Een wees nog wel op de overdadig aanwezige muggen en slangen. Zo wisten we die avond nog niet veel. Sander ging vroeg slapen en ik dronk met Eran, Jeval en nog een Israelier een borrel in cafe Mama Africa.
Zaterdagmorgen wilde Sander vroeg op. Omdat het de avond tevoren gezellig was geweest en ik het laat had gemaakt, zag ik hier niet het nut van in. Dit inzicht kwam pas later, toen we op het treinstation waren en vernamen dat retourtickets voor de trein naar Machu Picchu pas voor de volgende woensdag te krijgen waren. Hier kon geen sprake van zijn - we zouden dus gaan lopen en de trein terug nemen. Enkeltjes waren veel makkelijker verkrijgbaar. We betaalden de 34 dollar (bijna een dollar per kilometer) voor het treinkaartje en troffen hierna een Duitse jongen die van plan was het hele Machu Picchu maar te laten voor wat het was. Te duur, te lange wachttijd. Hij vroeg hoe wij het gingen doen en wij legden ons plan uit. Hij, Jan geheten, was er meteen voor in en kocht ook een enkeltje voor de trein terug. We zouden met zijn drieen de volgende dag gaan lopen, 28 kilometer door het dal van de Rio Urubamba. Ook Eran bleek mee te willen lopen. We dineerden samen en bespraken hoe we elkaar zouden treffen en al dat soort dingen.
Zondagmorgen om half acht namen we een taxi naar het eind van de weg door het dal van de Rio Urubamba, zo'n 80 kilometer van Cuzco. Dit is het beginpunt van de Inca Trail. We kwamen in Ollantaytambo (een dorp onderweg) twee Britten tegen die hetzelfde wilden doen. Nu was het zaak snel langs het spoor te gaan lopen, voor treinpersoneel ons tegen zou houden. Een man rende wel op ons af en zei dat je niet langs het spoor mocht lopen wegens het gevaar van passerende treinen maar hij kon met een kluitje het riet in worden gestuurd. Met zijn zessen beenden we flink door, het was inmiddels kwart voor elf en half zes zou het donker worden. Krap zeven uur dus om de 28 kilometer te lopen van kilometerpaal (hierna: paal) 82 tot 110. Deze laatste is het eind van het spoor in het dorp Aguas Calientes, dat onderaan de berg ligt waarop zich Machu Picchu bevindt. Van paal 82 liepen we fluks door en lieten allerlei Inca-ruines links en rechts liggen, geen tijd voor. Bij paal 87 namen we even evaluerend rust en bewonderden de prachtige vallei. De Britten waren aanvankelijk enorm voorop maar kregen nu last van hun elk twintig kilo bepakking. We spraken af bij paal 96, op de helft, te lunchen. Na een flinke tijd in trance doorbenen over en waar mogelijk naast de spoorkeien waren we hier om kwart voor twee. Een tinnetje tonijn werd geleegd op brood en noodgedwongen onder een steen begraven. Jan had hier duidelijk aanleg voor. Hij bleek ook de snelste van allen. Rond kwart over twee gingen we net weg toen de Britten aan kwamen lopen. We vonden dat de tijd begon te dringen en gingen nog harder lopen, naar Eran later uitrekende 5,3 kilometer per uur. Het schoot mooi op en bij paal 103 kon, het was rond vieren, een pak Pringles worden opgegeten. We moesten nu volgens de dienstregeling goed gaan uitkijken voor tegenliggende treinen. Sander en Eran deden het wat rustiger aan en zagen nog een orgie van kalkoenen. Jan en ik passeerden om half zes jippie-roepend paal 110 en vonden dit een foto waard. Vijf over zes waren Eran en Sander er en gingen we een hotel zoeken. We vonden een plek met goede bedden maar voor mij helaas geen warm water in de douche. Ik pruttelde hier wat over tegen een receptioniste, die vol bleef houden dat het water dat ik koud noemde warm was. Alles is perceptie dus ik liet het erbij. Lekker eten.
Ofschoon ik me had voorgenomen uit te slapen, stond ik met Sander en Eran om vijf uur op en klom de 400 meter die ons nog van het magische Machu Picchu scheidden (Jan bleek later de bus omhoog te hebben genomen). Halverwege besloot ik dat het gekkenwerk was om zonder ontbijt en met spierpijn van gisteren dit tempo aan te houden. Ik at een appel terwijl Sander en Eran de berg oprenden. Gelukkig voor mij bleek ik toen ik een half uur later aankwam niet veel gemist te hebben; de lucht zat potdicht met mist. Na wat kijken stelde Sander voor dat we toch ons punt gemaakt hadden door hier op spierkracht te komen, zodat slecht zicht ons niet depressief moest maken. We gingen wat eten en drinken en pardoes brak de zon door. We gingen weer omhoog en zagen nu, gelukkig nog met weinigen, het bekende plaatje van een uitgestrekte Inca-stad met groen gazon in het midden, hoofdpoort en terrassenlandbouw. Wauw. Ik besloot een andere route te kiezen dan Eran en Sander en ging eerst maar eens een half uur van het uitzicht van de terrassen genieten. Langzaam liep ik door deze grootste toeristische kaskoe in Peru, tot ik uitkwam bij Huana Picchu, nogmaals 400 omhoog. Vanaf hier had je een mooi totaaloverzicht, beloofde een foldertje, maar de gedachte aan weer een eind klimmen maakte me wat lusteloos. In fatalistische stemming sleepte ik me omhoog. Maar het bleek mee te vallen, het pad was smal en steil maar niet zo lang en het uitzicht was geweldig. Vanaf hier zag je goed dat Machu Picchu de vorm heeft van een condor. Ineens stond Sander naast me. Eran had het niet meer zien zitten met Huana Picchu maar de jonge hinde had er nog wel trek in gehad. Gezamenlijk liepen we terug naar Machu Picchu en merkten hier dat het aantal bezienswaardigheidsbekleders wel erg groot was geworden. We waren er nu ook al zeven uur geweest en wilden weg. We namen voldaan maar wat bozig wegens de ticketprijs de bus omlaag naar Aguas Calientes.
Hier wachtte mijn steenkolenspaans een akelige verrassing.
De hotelreceptioniste vond dat wij het hotel moesten verlaten omdat zij had aangenomen dat, door mijn koudwatervrees de dag ervoor, wij na een nacht wel zouden vertrekken. Terwijl driemaal uitdrukkelijk verzocht en toegestemd was twee nachten te mogen blijven. De waarheid was dat ze klanten hadden gevonden die meer wilden betalen dan wij. Dan maar de barse buitenlander uitgehangen en haar toegevoegd dat ze een idioot was die haar werk niet verstond. We zochten een ander hotel en hadden hierna eigenlijk niet veel meer te doen. Daarom zochten we onze toevlucht tot bier in een tweetal kroegen. We waren allemaal heel blij met de goedkope en snelle manier waarop we Machu Picchu hadden kunnen zien en de stemming was opperbest. Ook zagen we de Britten weer, die de zondag om half zeven bleken te zijn aangekomen bij paal 110. Hun blaren hadden zodanig pijn gedaan dat ze liever over de rails liepen dan over de keien.
Dinsdag namen we de trein van 8.35 terug naar Ollantaytambo. Het vervolgvervoer naar Cuzco was makkelijk geregeld en rond twaalven waren we weer in de stad. We lunchten en spraken af nog een laatste diner te hebben voor Jan, Sander en ik naar Arequipa zouden gaan en Eran in Cuzco zou blijven om de laatste dagen van zijn reis te besteden voor hij uit Lima terugvloog naar Israel. Meest in het oog springend bij deze maaltijd was de Pizza Kilometrica, door Eran en Jan in een recordtijd van elf minuten soldaat gemaakt. We haalden onze tassen uit het hotel en namen de bus naar Arequipa, waar ik Erika weer zou zien. Door het lopen van de afgelopen dagen (in totaal een marathon) was de beperkte beenruimte wat tegen het zere been maar wie zeurt daarover als de bus veel vroeger dan verwacht aankomt in Arequipa? Vijf uur 's morgens namen we de taxi naar het hotel Katty (door vorige verhaal van voldoende bekendheid), waar Erika wel slaapdronken maar verheugd opendeed. We sliepen nog wat en praatten aan het ontbijt bij met elkaar, Sander en Jan.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?