Lekker weg in andermans land <$BlogRSDUrl$>
Click for Rotterdam, Netherlands Forecast
create your own visited country map

donderdag, augustus 05, 2004

PETE'S PLACE (wouter)
Woensdag 28 juli. Na Erika in Sucre te hebben uitgezwaaid, wachtten Sander en ik op onze bus naar La Paz. Een Nederlands meisje, Michelle, geheten, voegde zich bij ons. Een prima bus reed ons door de koude nacht naar de de facto hoofdstad van Bolivia. Aldaar namen we een taxi naar hotel Torino. Een stap terug in de tijd, met naar goed Boliviaans model een reusachtige douchekop waar weliswaar weinig maar wel warm water kwam. Gedrieen liepen we door de stad en kwamen in een bruiloftsstoet terecht. Michelle nam zich voor lege rijstzakken te kopen als souvenirs maar van een aankoop kwam het niet. We wilden naar een planetarium maar dit bleek tijdelijk verhuisd naar een voor ons niet op te sporen locatie. Daarom gingen we maar het naburige archeologisch museum in. Heel wat potjes en pannetjes maar ook twee gemummificeerde lijken die destijds waren begraven in potten. Vrij snel hadden we genoeg van dit museum en eindigden in La Bodeguita Cubana. Hier werd het een lange praatsessie over het leven, die we wilden voortzetten in een restaurant. We waren de tijd alleen een beetje vergeten, zodat alles dicht was. We kwamen nog wel in een buurtkroeg terecht, waar woest gedanst werd op Boliviaanse hardpolka.
De volgende morgen dan ook wat verdwaasd en met plakkeel wakker geworden. We hadden alledrie een krap tijdschema dus besloten we vandaag La Paz te laten voor wat het was en de bus te nemen naar Sorata, in de reisgids beschreven als een ongepolijst bergjuweel. We bleken niet de enigen met juweelzucht en pas om vier uur bleek er een bus zitplaatsen over te hebben. Van het busstation Cementerio namen we daaorm de taxi weer naar het centrum. We hadden daar donderdag fe-no-me-na-le falafel gegeten en Sander was dit niet vergeten. In een uur joegen we er elk weer anderhalf door. Met de taxi naar Cementerio wilde het daarna niet zo vlotten. De motor sloeg af en de chauffeur beklaagde zich over de blijkbaar waardeloze Peruviaanse benzine, die voor minstens de helft uit water bestond (Bolivianen hebben flink de schijt aan Chilenen en vooral Peruanen, vanwege de verloren Pacifische oorlog eind negentiende eeuw, die Bolivia zijn toegang tot zee kostte. Chili heeft inmiddels aangeboden land terug te geven maar Peru moet hier niks van hebben.)!
In een volle bestelbus reden we naar het juweel Sorata. Daar kwamen we rond half negen aan. We namen onze intrek in hotel Mirador en wilden daarna wat eten. We kwamen terecht bij Pete's Place. Hier hadden ze een goede daghap. Een middelbare bebrilde hippie zat in een hoek te lezen. Dit moest wel Pete Zelf zijn.
Zaterdag vonden Sander en ik het uitzicht uit het hotel zo adembenemend, met terrasweilanden en kleine huisjes op eindeloze hellingen, dat we besloten wat te gaan lopen. Michelle had last van een dorre woestijnkuch dus ging niet mee. Nauwelijks waren Sander en ik onderweg of een hond voegde zich bij ons. Mijn reactie was des Pavlovs: hup weg, jij jouw habitat ik de mijne en dat moet zo blijven. Maar ik had het mis - dit was een vriendelijk, filosofisch en ook wel wat geil ingesteld dier, dat trouw met ons meeliep en onze koekjes veel lekkerder vond dan wijzelf. De uitzondering die regel bevestigt. Een onverhoedse aanval van twee moordlustige roofhonden liet hem de oren neerhangen. Ik besloot hem Lovely John te noemen. Dwars door keuterakkers en over riviertjes liepen we weer omlaag en dronken een biertje bij het pittoreske cafe Illampu. John ging slapen. Rond zes uur waren we weer terug in Sorata. Inderdaad, een juweel.
Daarom de volgende morgen met gids maar helaas nog zonder voorthoestende Michelle weer berg opgelopen, naar het Laguna Chillata op 4200 meter. In tegenstelling tot zaterdag, toen het geheel bewolkt was, hadden we nu stralend weer. Onze gids heete Julio en was een alleraardigste dertiger met twee kinderen. Hij voreg honderduit over Nederland en kon zich niet voorstellen dat er in dit landje plekken waren die op min zestien meter hoogte liggen. Allengs werd de schitterende route steiler en ik begon de hoogte te voelen. Zo niet Sander. Als een jonge god rende hij de berg op, regelmatig foto's knippend en superlatieven slakend. Ik begon het van zijn kant levendige gesprek wat moeilijk bij te houden en vroeg steeds vaker of ik nog eens een foto kon maken. Helaas, het was allemaal schitterend maar op 4100 meter, 100 meter voor het begeerde meer, besloot ik op Sander en Julio te wachten. 1500 meter stijgen was me net iets teveel. Beetje verwend misschien maar ik had de Emerald Lakes in Nieuw-Zeeland en het Laguna Colorada al gezien en wilde heel weer beneden komen. Ik ging dus maar wat in het gras liggen kijken naar de fantastischemuur van sneeuw, ijs en rode steen die voor mij stond. Ook geen gek uitzicht, dacht ik nog, toen twee tot kotsens toe hoogtezieke Fransen met gids in hetzelfde tempo als Sander omhoog ging, omlaag kwamen rennen. Inmiddels kwamen Julio en Sander weer omlaag. Bij Sander brak de pleuris uit toen hij mij in het gras zag liggen (echt alleen even pitten), hij dacht ik het loodje legde. Hij klaarde dan ook zienderogen op toen ik vroeg of het een mooi meer was geweest. Dat was het. We deden nog een mooi uitkijkpunt over het nu wel bekende juweel aan en liepen knieknikkend omlaag. Bezweet en wel togen we naar Pete's Place en daar ziet ineens Sarah, met wie we de Salar de Uyuni-tocht hadden gereden, mij staan. Een mooi en hartelijk weerzien. Laura en Danny waren ook in Sorata en ze wilden net gaan eten - in Pete's Place. Overbodig te zeggen dat het een langdurige uitwisseling van verhalen werd.
Nu begon Pete op te spelen. Zijn cafe sluit om tien uur maar de boze buitenwereld vraagt Pete nog wel eens vlak voor tienen om een drankje, zodat hij zijn deadline niet haalt. Zo ook nu. Rond tien over tien kwam Pete zeggen dat het hier toch werkelijk geen bar was. Danny vond dat hij dan niet vijf minuten tevoren een halve liter bier had moeten serveren. Pete hield voet bij stuk - doordrinken en wegwezen! Om zijn mening kracht bij te zetten, ging hij Bruce Springsteens Dancing in the Dark draaien op een voluma waardoor ik dit liedje nooit meer zal vergeten. We waren het erover eens dat het een mooi nummer was en bleven nog wat zitten. Pete begon nu wel wat exploderende stuiptrekkingen te maken. Danny ging eens vragen waar het nou allemaal op sloeg. Het was, aldus Pete, allemaal de schuld van de Nederlanders, die hem op een gemene manier aan het uitproberen waren. Michelle, Sander en ik waren hierdoor wel wat verbolgen en praatten in het hotel nog wat nu over deze roddel.
Maandag namen we de bus. Ik was flink beblaard en blij dat ik niet veel hoefde te lopen. We gingen naar Copacabana, niet het fameuze strand in Brazilie maar een dorpje bij het Titicacameer. De prima busmaatschappij "2 de Febrero" bracht ons er in enkele uren, met een overstap langs een hoofdweg. Copacabana bleek een prachtige plek met een hele fraaie kerk, die deed denken aan de kathedralen in Old Goa, India. Met Laura maar zonder Sarah (buikziek) en Danny (in Sorata achtergebleven) aten we een erg lekkere Titicaca-forel.
Op deze forel, en mijn eigen buikgriep daarna, kom ik snel terug.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?